Het WeeR en Het KlimaaT

Thursday, December 14, 2006

zadania ze skala

Zadania ze skalą:


1. Obliczanie odległości rzeczywistej (w terenie)

Zmierzyliśmy na mapie odległość z Poznania do Warszawy - 7 cm, na mapie w skali1:4000000. Ile to jest km w rzeczywistości?

7 cm x 4000000 = 28000000 cm = 280 km


2. Zamiana skal:

Zamienić skalę liczbowa

1:2000000 na skalę mianowaną

1cm ---- 2000000 cm

1cm ---- 20000 m

1cm ---- 20 km

Czyli 1cm na mapie odpowiada 20 km w rzeczywistości

Zamienić skalę mianowaną 1 cm --- 50 km na skalę liczbową

1cm ---- 50 km

1cm ---- 50000 m

1cm ---- 5000000 cm

Czyli skala liczbowa 1:5000000


3. Obliczanie odległości na mapie:

Odległość z Zakopanego do Szczawnicy wynosi 40 km. Ile to będzie cm na mapie w skali 1:1000000?

40 km = 40000 m = 4000000 cm

4000000 cm : 1000000 = 4 cm


4. Obliczanie skali mapy:

Odległość z Warszawy do Paryża wynosi 1400 km. Jaka jest skala mapy na której ta odległość wynosi 7cm?

7 cm : 1400 km

7 cm : 140000000 cm

7 : 140000000 / 7 =

1 : 20000000

Czyli szukana skala wynosi 1:20000000

2 Het weer, het klimaat

Het weer op middellange termijn

Elke rechtgeaarde Belg zal binnen het eerste halfuur dat hij ’s morgens is opgestaan bijna automatisch vragen: “wat weer wordt het vandaag?”. Het is hét gespreksonderwerp in winkels, op het openbaar vervoer enz… het is bovendien het ideale middel om contacten te leggen voor wie behoefte heeft aan een babbeltje.

Na de vakantie is het ongeveer de eerste vraag die mensen stellen: “… en, hoe was het weer?”

Geen zinnig mens haalt het zich echter in het hoofd om te vragen “ en hoe was het klimaat?” of “ welk klimaat wordt het vandaag?” Bovendien zijn er landen (je zou het niet geloven) waar men zich helemaal geen vragen stelt bij het dagdagelijkse weer.

Wie op vakantie gaat zal vooraf eventueel het klimaat opzoeken van het land van bestemming, maar zal op de dag voor vertrek nog even het weerbericht checken.

Er is dus duidelijk een verschil tussen beide begrippen.

Het weer is de toestand van de atmosfeer voor een korte periode en voor een beperkte plaats.

Het klimaat is de toestand van de atmosfeer voor een groot gebied en is het resultaat van de gemiddelde temperatuur- en neerslagwaarden van een periode van dertig jaar.

Het klimaat zal eerder de aard van het toerisme bepalen, het weer kan het toerisme op een bepaalde plaats ferm naar de knoppen helpen en menige vakantie verknoeien.


Uit voorgaande definities blijkt dat het weer zich afspeelt in de atmosfeer. Om de rest van de leerstof te kunnen begrijpen moet je dus eerst weten hoe de atmosfeer is opgebouwd.

2.1 De Atmosfeer


De aarde wordt omringd door een laag die bestaat uit allerlei gassen: de atmosfeer of dampkring. Zonder deze laag zou het leven op aarde onmogelijk zijn. De atmosfeer geeft ons lucht, water, warmte en beschermt ons tegen de schadelijke
stralen van de zon en tegen meteorieten. De dampkring is een kleurloze, reukloze, smaakloze "zee" van gassen, water en fijne stof.

De atmosfeer bestaat uit verschillende lagen met verschillende eigenschappen. Zij bestaat uit: 78% stikstof, 21% zuurstof, 0,93% argon, 0,03% koolstofdioxide en voor 0,04% uit andere gassen.

De Troposfeer is de laag waar het weer zich afspeelt, daar boven bevindt zich de Stratosfeer.

In de Stratosfeer ligt de Ozonlaag, die de meeste ultraviolette
straling van de zon tegenhoudt (zie ook UV-index).

Boven de Stratosfeer liggen de Mesosfeer, de Thermosfeer - met daarin de Ionosfeer - en daar boven de Exosfeer. De totale atmosfeer is ongeveer 700 km dik.

Waar bestaat de atmosfeer uit?

De atmosfeer heeft aan de buitenkant geen duidelijke grens omdat ze hogerop steeds dunner wordt. Ze verliest ook voortdurend moleculen van lichtere gassen zoals helium en waterstof. De atmosfeer wordt, naarmate je verder van de
aarde komt, onderverdeeld in dunne lagen, op basis van de veranderingen in temperatuur.

  1. Troposfeer:
    De troposfeer is de onderste laag van de atmosfeer en is ongeveer 12 km dik. Ze bevat 75% van alle gassen van de hele atmosfeer en ook grote hoeveelheden water en stof. Doordat de zon de aarde opwarmt blijft deze grote massa in beweging. Door de bewegingen van deze massa ontstaat het weer. De troposfeer is aan de grond meestal het warmst en wordt naar de bovengrens (Tropopause) toe steeds koeler. De tropopause ligt niet overal op dezelfde hoogte. Bij de evenaar ligt deze op 18 km, op 50 graden noorderbreedte en zuiderbreedte op 9 km en bij de beide polen op 6 km hoogte.
  2. Stratosfeer:
    De stratosfeer loopt van de tropopause tot de bovengrens (Stratopause), die 50 km boven het aardoppervlak ligt. Deze laag bevat 19% van alle gassen van de atmosfeer en heeft heel weinig waterdamp. In vergelijking met de troposfeer zijn de
    bewegingen van de gassen heel rustig. In de stratosfeer bevindt zich een laag ozongas (de Ozonlaag) die de schadelijke ultraviolette stralen van de zon tegenhoudt. Naarmate je hoger komt in de stratosfeer wordt de lucht steeds warmer. De temperatuur loopt op van -60°C aan de onderkant tot 10°C bij de stratopause.
  3. Mesosfeer: De Mesosfeer is de volgende laag boven de stratopause en loopt tot de bovengrens (Mesopause), die 80km boven de aarde ligt. De gassen in de mesosfeer zijn te ijl om veel zonnewarmte op te nemen. Toch is de lucht hier dicht genoeg om meteorieten die in de atmosfeer terecht komen, te vertragen. Ze branden dan op, wat te zien is als lichtstrepen aan de nachtelijke hemel. De temperaturen in de mesosfeer dalen tot -120°C bij de mesopause.
  4. Thermosfeer:
    De thermosfeer is de laag boven de mesopause. De gassen hierin zijn nog ijler dan die in de mesosfeer, maar ze absorberen ultraviolet licht van de zon. Hierdoor lopen de temperaturen aan de bovenkant op tot 2000°C, dat is op een hoogte van 700 km boven het aardoppervlak. In de thermosfeer ligt nog een aparte laag, de ionosfeer, die van 100 km tot 300 km boven het aardoppervlak loopt.
  5. Ionosfeer:
    Zoals gezegd is de ionosfeer een deel van de thermosfeer. Ze bestaat uit elektrisch geladen gasdeeltjes (geïoniseerd).
    Deze elektrische lading krijgen ze door de ultraviolette straling van de zon. De ionosfeer heeft de belangrijke eigenschap dat zij radiosignalen, die vanaf de aarde uitgezonden worden, terugkaatst. Hierdoor zijn alle delen van de wereld via radiobereikbaar.
  6. Exosfeer:
    De exosfeer is de buitenste laag van de atmosfeer en loopt van 700 km tot 800 km boven de aarde. In deze laag worden
    gassen steeds ijler en verdwijnen in de ruimte.

Welke invloed heeft de atmosfeer?

De atmosfeer is van levensbelang voor het leven op aarde. Zonder atmosfeer is er geen leven op aarde mogelijk. Ze levert zuurstof die nodig is om te kunnen ademen, beschermt ons tegen meteoriet inslagen en ultraviolette straling van de zon. De atmosfeer houdt zoveel warmte vast dat er op aarde een leefbare temperatuur heerst. Het weer dat ontstaat door luchtstromingen in de troposfeer zorgt ervoor dat er een constante circulatie is van water naar waterdamp naar regen naar water. Deze kringloop zorgt samen met temperatuurverschillen en luchtcirculatie (wind) voor erosie van het aardoppervlak waardoor het uiterlijk van de aarde in de loop van de jaren verandert.

2.2 Vervuiling

Satellietinstrument Sciamachy meet luchtverontreiniging

Hoge concentraties stikstofoxyden in Nederland en België

"De driehoek Vlaanderen/Brussel, zuidelijk Nederland en het Roergebied zucht samen met Noord-Italië en het noordoosten van China onder de grootste concentraties stikstofdioxyde ter wereld. Dat blijkt uit erg precieze metingen met het Nederlands-Duits-Belgische Sciamachy satellietinstrument van de milieusatelliet Envisat." Aldus de Belgische krant De Morgen op 14 oktober 2004.
Binnen het TEMIS project, een samenwerking van KNMI, het Belgische BIRA-IASB en de European Space Agency (ESA) wordt de hoeveelheid stikstofdioxide uit de SCIAMACHY metingen bepaald. Een nieuw satellietinstrument (OMI), gelanceerd in juli 2004, zal in nog veel meer detail in staat zijn luchtvervuiling in kaart te brengen. Het onderzoek van OMI wordt geleid door het KNMI.
Het unieke en nieuwe van de satellietmetingen is dat we nu de stikstofdioxideconcentraties boven Nederland direct kunnen vergelijken met andere gebieden. Een belangrijke reden voor de hoge concentraties boven Nederland-Belgie-Duitsland is de bevolkingsdichtheid en grote bedrijvigheid. Met name het verkeer is een sterke bron van stikstofoxiden (ongeveer 50%). Verder zijn industrie en electriciteitsopwekking uit fossiele brandstoffen belangrijk. Naast de industriele gebieden zijn ook bosbranden en door de mens aangestoken branden, met name in de tropen (Afrika), goed waar te nemen met SCIAMACHY. Stikstofoxiden spelen een belangrijke rol bij smogvorming en kunnen ademhalingsproblemen veroorzaken. Met name warme zonnige dagen in de zomer kunnen leiden tot hoge smogconcentraties.

2.3 De ozonlaag

De meeste ozon in de atmosfeer bevindt zich tussen 15 en 40 km hoog. Ozon is een uit 3 zuurstofatomen bestaand gas (O3) dat de meeste schadelijke ultraviolette stralen van de zon absorbeert en ook warmteverlies van de aarde voorkomt.

De ontdekking van een vergroot gat in de ozonlaag heeft het denken over beschadiging van het milieu diepgaand beïnvloed.
Hierdoor werd ook de vrees van de milieukundigen de waarheid.

Deze beweerden sinds 1970 dat de ozonlaag beschadigd werd door hoogvliegende vliegtuigen, het toegenomen gebruik van kunstmest en vooral door industriële processen waarbij chloorfluorwaterstoffen (CFK's) vrijkomen.

Het gat is rond 1983 ontstaan en daarna gegroeid tot en met 1992. Daarna is het elk jaar ongeveer even groot geworden met uitzondering dus van het jaar 2000 toen een recordomvang werd bereikt. In 2002 splitste het ozongat eind september in twee delen, verdween het veel eerder dan de jaren daarvoor en was de ozonafbraak de helft minder dan de laatste jaren. Een heel bijzondere situatie die waarschijnlijk verband hield met de weersomstandigheden. In 2003 leek het ozongat wat omvang bereft op dat van 1998 en 2001 en was het gat het op een na grootste sinds het begin van de metingen.
De reden waarom de ozonlaag zo kwetsbaar is, is dat er zo weinig ozon is. De totale hoeveelheid ozon tussen ons en de ruimte komt overeen met een laag van maar ongeveer 3 mm dik die rond de aarde draait, al is deze ozon in werkelijkheid gelijkmatig verspreid in de atmosfeer.

De meeste ozon ontstaat boven de tropen, waar de zonnestraling het sterkst en het meest direct is. Ozon wordt rond de aarde getransporteerd door de overheersende winden op grote hoogtes.

Het gas kan verdwijnen door:
- toenemende zonne-activiteit en door stof en gas afkomstig van grote vulkanische uitbarstingen. Ook de mens kan het kwetsbare evenwicht verstoren met duurzame vervuiling die de hoogste niveaus van de atmosfeer bereikt.

- CFK's verstoren het normale proces van de ozonvorming doordat zij op deze hoogte chloorverbindingen kunnen vormen die ozon afbreken. Deze verstoring treedt boven Antartica op aan het einde van de zuidelijke winter. In oktober ontstaat altijd een zeer koude wig in de atmosfeer boven Antartica, die ijswolken vormt en CFK's vasthoudt. Als daarbij na de antarctische winter de zon terugkeert, vormt de combinatie van zonlicht, ijswolken en CFK's een mengsel waardoor ozon wordt afgebroken.
Antarctische ozon





Gedurende de jaren 1980 nam - steeds in oktober - de hoeveelheid ozon boven de zuidpool ieder jaar meer en meer af. De wetenschappelijke wereld was geschokt over de grootte en het plotselinge karakter van deze afname, wat in 1987 leidde tot het Protocol van Montréal (herzien in 1990 en 1992), de afspraak om bepaalde CFK's uit industrieproducten te weren. Dankzij dit snelle ingrijpen daalde binnen vijf jaar het gebruik van de meest schadelijke CFK's wereldwijd met 40%. Toch was de ozon in de stratosfeer boven Antartica in 1994 bijna volledig afgebroken en zal het tientallen jaren duren vooraleer de CFK's die zich in de atmosfeer bevinden verdwenen zijn. Al die tijd zal de ozonafbraak aanhouden. Wijzigingen in het ozongehalte in andere delen van de wereld zijn veel moeilijker te voorspellen. De laatste jaren is het ozongehalte in de stratosfeer met enkele procenten gedaald. Een deel daarvan is te wijten aan de CFK's, maar het is ook aangetast door de activiteit van de zonnevlekken en door de uitbarsting van de vulkaan Pinatubo op de Filipijnen in 1991. Er zijn aanwijzingen dat er aan het einde van elke winter boven de noordpool een gat in de ozonlaag ontstaat, maar dit is minder alarmerend dan dat boven de zuidpool. Verontruste recente metingen wijzen er tevens op dat er elke winter boven Australië en Nieuw-Zeeland een ozongat ontstaat, naast de ozonafbraak boven Antartica in de lente.

Ozon Dichtbij

Dikte van de ozonlaag te Ukkel

Gemiddelde jaarlijkse variatie van de dikte van de ozonlaag (uitgedrukt in zogenaamde Dobson-eenheden) te Ukkel en variatie van de daggemiddelden over het afgelopen jaar.

De zwarte lijn is de weergave van de gemiddelde jaarlijkse variatie zoals die volgt uit de tijdreeks van 1971 tot nu. De grijze band geeft de grenzen aan waarbinnen 95% van alle daggemiddelden vallen. De dikte van de ozonlaag (ook wel ozonkolom genoemd) is uitgedrukt in Dobson-eenheden (1 DU = 2.686 x 1020 ozonmolekulen per m²).


Aan de grond liggen de problemen met ozon heel anders. In grote steden vormt het mengsel van schadelijke stoffen uit voornamelijk verbrandingsmotoren onder invloed van de zon een fotochemische smog, waarvan ozon een belangrijk deel uitmaakt. Daardoor is het ozongehalte in dichtbevolkte gebieden in de onderste lagen van de atmosfeer toegenomen. Hoewel hierdoor ultraviolette stralen worden tegengehouden, is dit niet echt een voordeel omdat de ozon schade toebrengt aan planten en ongezond is voor de mens. Het gas wordt ook snel opgenomen en weggespoeld zodat de hoeveelheden veel sterker variëren dan die in de stratosfeer.

2.4 UV - straling

Naast het "gewone" zichtbare licht straalt de zon ook ultraviolet licht (UV) uit. Dat licht kunnen we niet zien, maar wel voelen. Door veel UV kan de huid rood kleuren of verbranden.

Hoeveel UV-zonlicht de aarde bereikt hangt vooral af van de zonshoogte. "s Zomers, als de zon veel hoger staat dan 's winters, is het UV-licht zeker tien keer zo sterk. In de zomer bereikt de zon het hoogste punt om ongeveer half twee 's middags en gemiddeld is dan de hoeveelheid UV-zonlicht het grootst. Ook de hoeveelheid ozon in de atmosfeer is van belang. Dat gas houdt het meeste UV-licht tegen, zodat maar weinig UV de aarde kan bereiken.Het meeste ozon bevindt zich in de ozonlaag. Net als het weer heeft ook de ozonlaag seizoenen: in de lente is deze het dikste en in de herfst het dunst. Ook het weer heeft invloed. In het algemeen is de ozonlaag in een hogedrukgebied iets dunner dan in de buurt van een lagedrukgebied.
Wolken weerkaatsen echter zelf ook licht en daardoor kan de hoeveelheid UV die de aarde bereikt ook bij een half bewolkte hemel sterk variëren. Bij een weertype waarbij de zon af en toe schuil gaat achter een wolk kan meer UV tot de aarde doordringen dan bij een onbewolkte lucht. Ook vuiligheid en vocht in de lucht kan UV tegenhouden en vooral bij rustig warm weer wanneer zich vuil ophoopt (smog) kan de zonkracht afnemen. Ook onder een parasol nemen we UV op, uiteraard lang niet zoveel dan in de felle zon maar voor sommigen voldoende om bruin te kleuren. Het UV, dat een mens op de huid krijgt, komt slechts voor de helft direct van de zon, de rest komt, zo blijkt uit de recente metingen door nieuwe satellieten, van de blauwe hemel. Bovendien weerkaatst UV tegen de grond. Dat houdt in dat het UV-licht boven wit zand en water feller is dan elders.

2.5 Het broikaseffect


De temperatuur in de troposfeer wordt bepaald door de omzetting in de aardkorst van zichtbaar licht in infraroodstraling.
Een deel van die infraroodstraling wordt geabsorbeerd door o.a. waterdamp en koolstofdioxide (bv. In uitlaatgassen) in de atmosfeer en terug uitgestraald naar de aarde, met een verdere opwarming tot gevolg. Zonder dit broeikaseffect zou de aarde gemiddeld 33 graden kouder zijn dan nu. (-18°C ipv 15°C gemiddeld). Andere broeikasgassen zijn o.a. methaan, distikstofoxide, ozon en CFK=s.
Buiten CFK=s komen al deze gassen van nature voor. Vulkaanuitbarstingen bijvoor­beeld produceren enorme hoeveelheden koolstofdioxide en waterdamp.
Het broeikaseffect is dus een natuurlijk en noodzakelijk verschijnsel.
Door menselijke activiteiten kan dit effect echter gestimuleerd worden: de uitstoot van koolstofdioxide door de verbranding van fossiele brandstoffen, het terugdringen van de natuurlijke plantengroei enz... Gevolg is dat de temperatuur de volgende eeuw gemiddeld 1,5 tot 4,5°C zal stijgen. Deze opwarming gebeurt niet gelijkmatig op aarde: ze neemt toe van de evenaar naar de polen. De weersveranderingen zullen dan ook leiden tot andere situaties in watervoorziening, landbouwmogelijkhe­den, voedselproductie enz... De zeespiegelstijging kan tegen het einde van volgen­de eeuw 65 cm bedragen.

De wisselwerking tussen de verschillende factoren die het broeikaseffect beïnvloe­den zijn nog niet voor 100% duidelijk. Op de opeenvolgende conferenties is wel ge­steld dat er dringend moet samengewerkt worden op internationaal vlak om CO-uitstoot te beperken. Dit vraagt echter ook een andere kijk op economische en politieke verhoudingen. De verhouding ontwikkelingslanden - industrielanden komt alweer ter discussie...

2.6 Factoren die het weer bepalen

http://www.weeronline.nl/eurovor.htm


Volgende elementen komen aan bod in een weerbericht:
- temperatuur
- neerslag
- luchtdruk
- wind (richting)
- vervuilingsindex
- bewolking
- sneeuw, onweer, mist

- allergien
- efemeriede

Volgende elementen komen aan bod wanneer men een klimaat typeert:
- temeratuur
- neerslag
- vegetetie

2.6.1 De temperatuur

Zonlicht wordt door de aarde omgezet in warmte. Deze warmte wordt door de aarde terug uitgestraald. Een aantal gassen in de atmosfeer houden de warmte vast. Zo stijgt de temperatuur aan het aardoppervlak.
De hoeveelheid warmte die door de aarde geproduceerd wordt is dus in grote mate afhankelijk van de hoeveelheid zonlicht. Die hoeveelheid licht is nu erg veranderlijk. Waar de zon loodrecht invalt is de lichtintensiteit groter en dus wordt er meer licht naar warmte omgezet. Waar de zon schuin invalt is de licht intensiteit kleiner en wordt er dus minder licht in warmte omgezet.

Bij een loodrechte zoninval is het beschenen oppervlak kleiner, maar het heeft een grotere lichtintensiteit. Bij schuine zonsinval is het beschenen oppervlak groter, maar het heeft een veel kleinere lichtintensiteit. Je kunt dit zelf uittesten met een zaklamp.

De zonnestand varieert:

* naargelang de breedtegraad: evenaar (loodrecht)

* in de loop van de dag: op de middag (loodrecht)

* naargelang de seizoenen: in de zomer

· Gevolg:

* de evenaar is de warmste plaats op aardeaan de polen is het koudst (zon schijnt daar schuin)

* tijdens de middag is het warmst

* zomer is het warmste seizoen winter (einde januarie, begin februarie) – het koudste seizoen

  • De temperatuur wordt sterk beïnvloed door het reliëf.

In de troposfeer daalt de temperatuur ongeveer met 0.6°C per 100m. Hoe hoger je gaat hoe kouder het dus wordt. Bovendien zijn bergtoppen als het ware geïsoleerd: ze ontvangen minder licht, stralen dus minder warmte uit en bovendien verliezen ze heel snel hun warmte.

  • De temperatuur wordt sterk beïnvloed door duur van de bestraling.

(* in de zomer duurt dat het langst *)Hoe langer de zon schijnt, hoe meer licht omgezet kan worden in warmte hoe hoger de temperaturen kunnen oplopen. Wanneer krijg je tijdens het jaar perioden van langere bestraling?

  • De oriëntatie van hellingen.

De hellingen die naar de zon gekeerd zijn ontvangen meer licht dan de noordelijke hellingen.

  • De tegenstelling tussen land en water

Water heeft de eigenschap traag op te warmen maar ook traag terug af te koelen. Land reageert net omgekeerd. Land kent dus groter temperatuurschommelingen dan water.

  • De invloed van de grondsoort

(*bepalen of er warmte lang op de grond blijft*)

Onbegroeide aardoppervlakken warmen heel snel op maar koelen ook heel snel af. Duinzand, beton enz... kunnen verschrikke­lijk heet worden, maar koelen onmiddellijk af wanneer de zon weg is.

  • De invloed van bewolking

Wolken beïnvloeden de temperatuur op twee manieren: enerzijds houden zij het invallend zonlicht tegen, anderzijds houden zij ook de warmteuitstraling tegen. Van­daar dat een bewolkte hemel vaak zorgt voor een laffe, onaangename warmte. In de winter kan een stralend blauwe hemel dikwijls gepaard gaan met ijskoude tempera­turen.

Opmeten van temperatuur

Temperatuur wordt gemeten met een thermometer (op basis van kwik, alcohol of digitale meting).Ze wordt uitgedrukt in graden Celsius of graden Farenheit (Angelsaksische landen).

°F-°C X 9/5 + 32 of °C- (°F – 32) X 5/9

Om de maximim en minimumtemperatuur te kennen maakt men gebruik van een max – min thermometer.

De objectieve luchttemperatuur die gemeten wordt in een thermometerhut verschilt vaak van de warmte- en koude-ervaring die wij voelen.Geef zelf een aantal voorbeelden:

- wind - vetlag - regen - activiteit - vochtigheid - kleiding

Op kaart worden temperatuurwaarden uitgezet in de vorm van isothermen. Dit zijn lijnen die plaatsen verbinden met dezelfde temperatuur.

De warmtebalans van de aarde

De hoeveelheid energie die de aarde krijgt, is niet homogeen verdeeld. Ze neemt af van de evenaar naar de polen. Die afname verloopt niet gelijkmatig. Door boven­staande factoren treden er storingen op. Als geheel warmt de aarde nochtans niet op en koelt ze ook niet af. Er bestaat dus een soort evenwicht tussen instraling en uitstraling: dit is de warmtebalans van de aarde. Tussen 38°NB en 38°ZB is er een netto winst aan straling, toch is er de warmtebalans in evenwicht, anders zou deze zone continu moeten opwarmen. Ten noorden van deze parallellen is er te weinig instraling, toch is ook hier de warmtebalans in evenwicht.

De warmtestroom vanaf de evenaar richting polen wordt verwezenlijkt door de luchtstromingen, verdamping en condensatie en zeestromingen.Koude en warme zeestromingenspelen een belangrijke rol in het transport van warmteoverschotten van de evenaar naar de polen.

Bv. De Golfstroom: New York en Lissabon hebben dezelfde breedteligging, toch liggen de januaritemperaturen in Lissabon merkelijk hoger door de Golfstroom, terwijl New York afgekoeld wordt door de koude Labradorstroom. Bovendien trans­porteert deze stroming ijsbergen naar het zuiden.

Luchtstromingen spelen een gelijkaardige rol: noordenwinden transporteren koude lucht, zuidwestenwinden transporteren warme lucht (zie verder). Polaire luchtmas­sa's veroorzaken de typische Amerikaanse ‘blizzards’.

Max temp.: 25 / Spanje
Min temp.: -15 / Syberie

*Noordste is het koudste gebied, omdat die gebieden het meest noordelijk liggen (noord-> breedtegraad).

*Centraal- en oosteuropa zijn veel kouder dan de plaatsen in westeuropa, die op hetzelfde breedtegraad liggen -> liggen op de gtotere afstand van de zee.

*Zo wie zo zijn alle kustgebieden warmer. Globaal genomen zijn de temperaturen in Europa veel lager ( hebben winter -> do zon schijnt schuiner. * Gebergte gebieden z.a. Alpen zijn duidelijk kouder door de ligging.

2.6.2 De neerslag
Elke stof op aarde kent drie toestanden waarin ze kan voorkomen:

Ze kan overgaan van de ene toestand naar de andere, wanneer de druk of de temperatuur veranderen.

In de lucht is er voortdurend waterdamp aanwezig, afkomstig van verdamping. De hoeveelheid die aanwezig is noemen we de absolute vochtigheid.
Bij een bepaalde temperatuur en bij een bepaalde druk kan er maar een bepaalde hoeveelheid waterdamp in de lucht zitten. Wanneer de temperatuur verlaagt en/of de druk toeneemt gaat de waterdamp omgezet worden naar waterdruppels. Wanneer de druppels groot genoeg zijn gaan ze uitvallen onder invloed van de zwaartekracht. Zo ontstaat regen.

Voorbeeld: wanneer je ’s winters flink natgeregend op een tjokvolle bus stapt, zijn binnen de kortste keren de ramen nat en bedompt: de lucht vlakbij de ruiten is kouder, kan minder waterdamp bevatten en dus vlakbij de ramen ontstaat condensatie.

De verhouding tussen hoeveel waterdamp nu in de lucht zit en hoeveel er kan inzitten bij een bepaalde druk en temperatuur noemen we de relatieve vochtigheid.
Het zal pas regenen als de relatieve vochtigheid groter is dan 100%.Soms kan er condensatie optreden wanneer er nog geen 100% bereikt is: wanneer er veel condensatiekernen aanwezig zijn (vuile deeltjes in de lucht) kan hier rond onmiddellijke condensatie optreden. Dit gegeven geeft aanleiding tot

- smogvorming (smoke+fog) in vervuilde gebieden. vb.: Londen, Egypte ...

- witte condensatiestrepen achter een vliegtuig


Meten van luchtvochtigheid en neerslag
Luchtvochtigheid wordt opgemeten met een hygrometer en wordt uitgedrukt in %.Neerslag wordt opgemeten met een pluviometer en uitgedrukt in mm (mm³/mm²).

Neerslagwaarden worden op kaart uitgezet in de vorm van isohyeten. Dit zijn lijnen die plaatsen verbinden met dezelfde hoeveelheid neerslag.